"Van Severen kijkt zwijgend voor zich uit, ademt zeer diep in, richt het hoofd op, trekt nog even zijn jas recht, gaat met zijn gewone vlugge stap op de dronken officier en sergeant toe, bekijkt hen vlak in hun gezicht, beklimt het trapje, krijgt een kogel in het achterhoofd en een in de buik, werpt het bovenlijf achteruit, wankelt voorwaarts, en valt neer, dood." (Arthur De Bruyne, 1961)