
Met veel belangstelling werd uitgekeken naar dit nieuwe boek van de historicus Chris van der Heijden gewijd aan z’n ouders Henk van der Heijden en Miep van der Velde 'Over de rand laait vuur. Mijn ouders en de oorlog.' Henk behoorde tot de Nederlandse Dinaso’s die na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog Ernst Voorhoeve volgden in de NSB, waar ze zich in dat verburgerlijkte milieu in feite maar weinig thuis voelden. Vandaar dat Henk op z’n NSB-uniform trots zijn Verdinaso-erekenteken droeg (zoals blijkt uit bijgaande foto, ontleend aan de kaft van het boek).
Historicus Chris van der Heijden (*1954) is bekend van zijn baanbrekende boek ‘Grijs verleden’ (2001), waarin hij schrijft dat de meeste Nederlanders tijdens de oorlog niet bezig waren met verzet of collaboratie, maar vooral met het voortzetten van hun leventje. Nederland voer aanvankelijk wel bij de bezetting, want de vraag vanuit de Duitse oorlogseconomie zorgde voor werk en zelfs een economische opleving. Het actieve verzet was relatief klein en datzelfde gold voor de ideologische collaboratie. Volgens Van der Heijden waren de meeste Nederlanders niet echt ‘goed’ of ‘fout’, maar grijs. Dit botste met het na-oorlogse beeld dat de meeste Nederlanders goed waren. Van der Heijden werd ervan beschuldigd om de collaboratie te nivelleren. Als de meeste Nederlanders immers ‘grijs’ waren, dan waren collaborateurs slechts gradueel slecht, niet absoluut. Van der Heijden werd ook persoonlijk aangevallen, want zijn vader was tijdens de oorlog NSB-er en had dienst genomen in de Waffen-SS.
De schaduw van de controverse rond ‘Grijs verleden’ hangt dan ook als een donkere wolk over het boek over zijn ouders. Maar dat was niet de enige hindernis die Chris van der Heijden moest overwinnen – ook zijn eigen broers en zussen wilden de geschiedenis van hun ouders liever in de vergeetput van de geschiedenis werpen. Het mag sowieso een wonder heten dat zijn ouders bijna al hun brieven en documenten hebben bewaard in een kist, gezien het gevaar van inbeslagname door justitie en het gebruik ervan bij hun na-oorlogse vervolging voor collaboratie. Toch overleefde de kist als een tijdscapsule de decennia na de oorlog, waarin er vele momenten waren waarop de kist alsnog ten prooi kon vallen aan vernietiging. Zo scheidden de ouders van Chris begin jaren 1960, waarbij de voormalige echtelieden ervoor hadden kunnen kiezen om de sporen van het gemeenschappelijke verleden te vernietigen. Veel kinderen van collaborateurs zijn de nalatenschap van hun ouders liever kwijt dan rijk.
Van der Heijden heeft de geschiedenis een dienst bewezen met het behoud van de kist, en de moed om er een boek over te schrijven. Het is geen gemakkelijke opgave geweest om de minder aangename kant van de familiegeschiedenis uit te spitten, mede omdat er ook een hoop persoonlijke gevoelens bij spelen. Chris groeide op in de jaren 1960 waarin Nederland transformeerde van een christelijk-conservatieve naar een links-liberale samenleving. Vader Van der Heijden was in dat perspectief niet alleen een rechts-radicale schurk, maar ook de rotzak die in 1963 zijn moeder alleen achterliet met de zorg voor zes kinderen. De ironie is dat Van der Heijden in zijn boek hamert op het feit dat zijn ouders elkaar pas tien jaar na hun huwelijk echt leerden kennen door de afwezigheid van vader (o.a. Oostfront, gevangenschap, etc.), maar dat hij op zijn beurt zijn ouders Henk van der Heijden en Miep van de Velde pas na hun dood echt goed leert kennen door hun brieven en de speurtocht naar hun oorlogsverleden.
Het boek heeft als hoofdmoot de Tweede Wereldoorlog, een tijdsbestek van vijf jaar waarin het leven van deze twee begaafde jonge mensen totaal in de soep draait en waarvan zij de gevolgen eigenlijk de rest van hun leven meedragen. Het lag in hun karakter. Miep van de Velde (*1922) was in veel opzichten een voor haar tijd moderne vrouw. Zij was een aspirerend boekenauteur, die er geen problemen mee had om de confrontatie aan te gaan met de nonnen-docenten van haar middelbare school: ‘O, wat hou ik van opstand en revolutie’ (p. 52). In veel opzichten koos zij haar eigen weg en verdiende haar eigen boterham. Henk van der Heijden (*1916) brak ook met de franciscaanse broeders en werd geen priester maar ging rechten studeren in Leiden. Wat Henk en Miep met elkaar gemeen hadden was het lef waarmee ze al het gezag in hun tijd trotseerden. Zo kwamen ze allebei in 1941 in de NSB terecht ondanks het verbod van katholieken om lid te zijn, en trouwden ze in 1943 zonder de instemming van hun ouders. Verder trad Henk in vreemde krijgsdienst ondanks zijn eed aan de Koningin als Nederlands officier.
Wat het boek interessant maakt, is de moeite die Van der Heijden heeft gedaan om de context van de geschiedenis van zijn ouders uit te zoeken. Zo had hij er voor kunnen kiezen om het verhaal met de oorlog te laten starten, maar hij doet de moeite om de hele voorgeschiedenis uit de doeken te doen en daarbij een hoop zaken voor het voetlicht te brengen die zeker geen gemakkelijke kost zijn voor het grote publiek. Zo beschrijft hij het familieprofiel van zijn ouders, de katholieke wereld in de provincie Holland, en het Verbond van Dietsche Nationaalsolidaristen (Verdinaso). Henk werd in 1936 lid tijdens zijn studententijd in Leiden. De opvattingen en vriendschappen uit die relatief korte tijd (1936-1940) zouden hem zijn leven lang bijblijven. Zo promoveerde hij in 1996 aan de Katholieke Universiteit Leuven op het proefschrift Oude kaarten der Nederlanden 1548- 1795 over de cartografie van de XVII Provinciën. Hij vertelde mij in 2010 dat hij die fascinatie had opgedaan in het Verdinaso.
Terug naar de oorlog. In de zomer van 1940 bevond Nederland zich in een compleet nieuwe situatie. De Duitsers waren onbetwistbaar heer en meester over het Europese continent en hun militaire successen leken de superioriteit van het nationaal-socialisme te bevestigen. Het Verdinaso in Nederland dacht dat het de beste kansen op invloed had door sleutelposities te verwerven binnen de NSB. De NSB kon intelligente doeners als Henk van der Heijden goed gebruiken en hij werd dan ook al snel werkzaam op het opleidingsinstituut van de partij. Wat opmerkelijk is, is dat Miep van de Velde los van Henk haar weg (via een omweg van het Nationaal Front) naar de NSB vond en actief werd in de jeugdgroep. Henk en Miep waren geen lichtgelovige of impulsieve opportunisten – zij kozen heel bewust. Toch bleven zij rebel en streken zij tegen de haren in van hun meerderen, en dat had consequenties: Henk werd in 1942 van de SS-officiersschool verwijderd en Miep werd in 1943 uit de NSB gegooid.
De reden dat de belevenissen van Henk en Miep tijdens de oorlog zo precies kunnen worden nagegaan is het feit dat zij voor het overgrote deel van de oorlog (en de periode van Henk’s gevangenschap tot en met 1953) gescheiden van elkaar leefden. Dit had tot gevolg dat zij elkaar voortdurend schreven, en die brieven geven een uniek inzicht in hun wereld. Henk en Miep waren niet alleen veelschrijvers in hun correspondentie, maar schreven ook vele artikelen in allerlei bladen. Daarbij komt dat Henk na de oorlog meerdere keren een autobiografie heeft geschreven, eerst op verzoek van justitie, later ook ter verantwoording naar zijn kinderen. Van der Heijden neemt in zijn boek nooit klakkeloos het woord van zijn vader over, maar gaat na in hoeverre hij een loopje neemt met de waarheid. Het pijnlijkste moet wel het uitpluizen van mogelijke oorlogsmisdaden van zijn vader zijn geweest – wat deed hij in Rusland?; was hij betrokken bij de Jodenvervolging?; wist hij ervan?; wat was zijn rol in de bloedige en genadeloze partizanenstrijd in Kroatië geweest?
Het boek leidt soms tot verrassende inzichten. Zo leek de keuze van Henk om begin 1944 Landwachtcommandant te worden op dat moment die van het minste kwaad. Achteraf nogal ironisch, gezien de reputatie van machtsmisbruik, plundering en dronkenschap die de Landwacht niet lang daarna verwierf. NSB, Weerafdeling (WA), Studentenfront, Waffen-SS, Landwacht – Henk had aan het einde van de oorlog zowat alle vakken van de collaboratie-bingokaart aangevinkt. Van der Heijden stelt zich terecht de vraag of zijn vader Henk een kwaadaardig mens was. Hij komt echter met een opmerkelijk genuanceerd oordeel: zijn vader maakte weliswaar verkeerde keuzes, maar hij was geen moorddadig fanaticus. Er is volgens Van der Heijden geen grond om te geloven dat hij oorlogsmisdaden heeft begaan. Natuurlijk zal het hem worden nagedragen als het ‘grijs kleuren’ van zijn vader. Ik denk zelf dat men alleen tot een dergelijk oordeel kan komen als men het boek niet heeft gelezen.
‘Over de rand laait het vuur’ is een adembenemend boek dat vlot is geschreven. Het is niet gemakkelijk geweest voor Van der Heijden om de rol van historicus en betrokkene te scheiden, maar hij is opmerkelijk openhartig. Hij heeft er goed aan gedaan om zijn bedenkingen en gevoelens te uiten, want de worsteling van de kinderen met het verleden van hun ouders is ook geschiedenis. Als historicus vind ik het alleen wel jammer dat er geen noten in het boek staan, en ook een literatuurlijst ontbreekt. Zelfs een naam- of plaatsregister kon er niet vanaf bij de uitgever. Er is een begeleidende website met tal van persoonsomschrijvingen en literatuur, maar het blijft een gemis voor het boek zelf. Mijn enige hoop als historicus is dat de rijke nalatenschap van Henk en Miep uiteindelijk in een archief zal terechtkomen.
P.S.: het boek wordt begeleid met een website waarin begrippen en personen worden verklaard: http://sites.google.com/view/laaitvuur
Chris van der Heijden, Over de rand laait vuur. Mijn ouders en de oorlog, Uitg. Boom, Amsterdam, 2025, 363 pp. + 32 pp. Ill.. ISBN 9789024479761, 29,90 €