
Op kwaliteit staat geen leeftijd en dat bewijst Maurits Cailliau ieder jaar opnieuw. Voor de 29e keer heeft de kranige tachtiger (° 1938) het Jaarboek Joris Van Severen samengesteld. We laten hem graag zelf aan het woord, om in zijn kenmerkende stijl de inhoud van het nieuwe jaarboek toe te lichten.
“Het nieuwe Jaarboek Joris van Severen brengt andermaal een ruime verscheidenheid aan bijdragen die op een of andere wijze inzoomen op de ondertitel van deze reeks: Joris van Severen, zijn persoon, zijn ideeën, zijn invloed en zijn werk.
Vooreerst komt Joris van Severen zelf aan het woord middels de Dagboekaantekeningen 1911 van de middelbare scholier die hij toen was. Al in het Jaarboek 6 (2002) konden we daaruit fragmenten publiceren, op basis van door Luc Delafortrie genoteerde passages. Christian de Borchgrave wist – in het kader van zijn op stapel staande biografie van Joris van Severen – nog veel méér terug te vinden en voorbeeldig te annoteren. We geven nog graag mee dat van zijn hand eind 2025 bij de Uitgeverij Ertsberg een nieuwe Joris van Severen-biografie zal verschijnen.
Doorheen de jaren wist Ruud Bruijns op ongeëvenaarde wijze binnen te dringen in de ‘inner cercle’ van de Nederlandse tak van het Verdinaso dat ruim kon rekruteren binnen de jonge generaties van de katholieke zuil. Ook in dit jaarboek is dit het geval met z’n bijdrage “In het spoor van Uilenspiegel – de gebroeders Manche in het Verdinaso, de kunst en de oorlog”, waarin hij hun rol schetst binnen de beweging van Joris van Severen. De lijn wordt verder getrokken voor wat betreft de oorlogsjaren en de repressiemaatregelen die hen te beurt vielen. Merkwaardig is wel dat deze perikelen weinig of geen invloed hadden op hun naam en faam als kunstenaars.
Met het tweede luik van “De Dietse Rijksorde Joris van Severen” sluit Luc Pauwels zijn terugblik af op de naoorlogse Dinaso-loot waarover tot nog toe – behalve door de enkele ingewijden – weinig of niets geweten was. De Dietse Rijkorde verdween met het overlijden van haar initiatiefnemer Fred Rossaert, maar het is goed kennis te nemen van wat haar bezielde en welke thema’s – denkstromingen – haar boeiden en inspireerden.
In het dit jaarboek afsluitend essay “‘De Nederlanden en Orde’ Het credo van het tijdschrift Delta – ‘De Nederlanden’” onderzoekt Hans Nelis, in een tweede bijdrage over het tijdschrift, hoe het blad doorheen de loop van zijn bestaan het begrip ‘de Nederlanden’ definieerde en propageerde. Deze historisch verantwoorde Heel-Nederlandse invulling kwam soms in fel contrast te staan met de in de Vlaamse beweging gehuldigde Groot-Nederlandse kijk, berustend op het taalgegeven.
Traditie getrouw sluiten we het jaarboek af met een gedicht. Dit keer andermaal van de hand van Herwig Verleyen en gewijd aan Rachel Baes, de geliefde van Joris van Severen, getiteld "Gras". Ook zij ligt begraven te Abbeville, in de onmiddellijke nabijheid van het dubbelgraf van Joris van Severen en Jan Ryckoort.
En daarmee zijn de gebruikelijke 208 pagina’s weer rond. Daaruit moge blijken hoeveel nog over Joris van Severen en zijn beweging te bestuderen en publiceren valt in de komende jaren.
Wij van het Joris van Severen Instituut ploegen voort!
Maurits Cailliau”